Transities in zorgorganisaties zijn in heel Nederland gaande, ook in de langdurige zorg. De relatie tussen cliënten en professionals wordt hierbij opnieuw gewaardeerd.

Gedrag, structuren en bestaande patronen in cultuur en samenwerking staan links en rechts ter discussie en worden als ‘oud’ en ‘verouderd’ getypeerd. De Rijnlandse visie of het Rijnlands model is bezig aan een niet te stuiten opmars.

Vijf praktijkinzichten die bijdragen aan transformatie in de gezondheidszorg

Vanuit mijn ervaringen in de afgelopen drie jaar als organisatiecoach en bestuursadviseur van zorgorganisaties en zorgbestuurders, lever ik graag een bijdrage aan de transformatie in onze gezondheidszorg. Ik ben gekomen tot een set van vijf praktijkinzichten die bijdragen aan de transformatie van een ‘klassieke zorgorganisatie’ (met bijbehorende coördinerende mechanismen, structuur en gedragingen) naar een zorgorganisatie die georganiseerd is ‘vanuit de bedoeling’. Deze bijdrage is zeker niet uitputtend, maar biedt – met de klassieke structuur als vertrekpunt – een set met inzichten die ik in mijn praktijk ben tegengekomen.

Wat zijn de vijf praktijkinzichten?

Aandacht voor het stimuleren van professionaliteit en vakmanschap.

  • Inzet van kennis en vaardigheden, plezier in werk, waardering voor werk, contacten met collega’s, eigen professionele ruimte (in samenspraak met de cliënt en verwant) benutten.
  • Handelen vanuit een ‘doorleefde’ visie op zorg.

Cultuur en leiding worden gekenmerkt door co-creatie.

  • Aanmoedigen van eigen initiatief, coaching van- en aandacht voor teamontwikkeling, gevoel van eenheid, dialoog tussen medewerkers en dialoog binnen de organisatie, besluiten ‘met’ in plaats van ‘over’, uitgaan van vertrouwen in medewerkers en vakmanschap.
  • Beroep doen op inbreng door RvT, CR, OR (en VR). Zij komen uit de “beoordelingsstand” en gaan in dialoog mee “sturen”.

Afgewogen inzet van technologie.

  • Steun door eenvoudige en procesvriendelijke informatie-technologie bij de uitvoering van werkzaamheden.
  • Terughoudendheid als basishouding, ter voorkoming van ‘overautomatisering’ en blijvende afhankelijkheid van ‘verouderde’ systemen.

 Samenwerken vanuit rollen en gezamenlijk initiatief.

  • Samenwerking op basis van vakmanschap en vanuit cliëntregie.
  • Ontmoedigen gerichtheid op eigen ‘afdelingsbelangen’ en ontmoedigen van gedrag gefundeerd in ‘behoud van eigen positie’.
  • Vergroten en verstevigen besliskracht cliënten (en verwanten).
  • Denken vanuit “rollen” en niet vanuit “functies”. Zoeken van “nieuwe ruimte en rollen”.

De organisatie op basis van gedeelde waarden, doelen en met een flexibele(r) structuur.

  • Duidelijkheid en overeenstemming over de doelen. Niet voorschrijven hoe er te komen.
  • Externe gerichtheid van de strategie en flexibiliteit van de organisatie om in te spelen op ontwikkelingen in de omgeving.
  • Kenmerken van organische of hybride structuur met mogelijkheden tot directe afstemming en ruimte voor het organiseren van het eigen werk.
  • Afwezigheid van kenmerken van een klassieke structuur (werk dat is gebonden aan strikte regels, procedures en voorschriften, strakke controle van het werk, hiërarchische besluitvorming).

Wibout Dragt:

“De toepassing van de genoemde praktijkinzichten vraagt voortdurend aandacht en ook onderhoud. Een externe reflectie door een coach of adviseur kan hierbij gewenst zijn. Dit blijkt een belangrijk hulpmiddel voor organisaties om de beweging naar een vernieuwde Rijnlandse besturingsfilosofie ook echt te kunnen maken.”